Al eeuwen proberen mensen uit het uiterlijk van anderen karaktereigenschappen af te leiden. Een paar honderd jaar voor onze jaartelling probeerden de Griekse filosofen Socrates en Aristoteles het al. Zij vonden dat met name gezichten veel te vertellen hadden.

De fysiognomiek werd ook in Nederland bestudeerd. In 1613 verschijnt in Haarlem het werkje Physiognomie, oft Menschenkenner van de medicus Hermannus Janz. Follinus. Het boekje is bedoeld om aan de hand van de ‘uitwendige beschouwing des lighaams’ conclusies te trekken over de ‘hoedanigheden des gemoeds’. Er staan handige, aan Aristoteles ontleende, tips in. Mensen met krulhaar zijn bijvoorbeeld vreesachtig.

Een nieuwe impuls

De gelaatkunde (of fysiognomiek) kreeg een nieuwe impuls dankzij Johann Kaspar Lavater (1741-1801). De schedelkunde werd gepropageerd door Franz Joseph Gall (1758-1828).

Portret Lavater in Handleiding Physionomiekunde
Portret van Lavater

Johann Kaspar Lavater

De fysiognomiek, die eeuwenlang op warme belangstelling kon rekenen, krijgt eind achttiende eeuw een nieuwe impuls. Het idee dat je aan het uiterlijk van iemand diens innerlijk kan aflezen, krijgt een wetenschappelijke basis. Althans, die pretentie heeft de meest ‘gezichtsbepalende’ auteur op dit terrein: de Zwitserse predikant en mensenkenner Johann Kaspar Lavater.
Lavater wordt in 1741 in Zürich geboren. Hij studeert filosofie en theologie en gaat in 1769 als predikant aan de slag. Lavater is ongelooflijk productief. Veel van zijn werk wordt in het Nederlands vertaald. Hij sterft in 1801 en wordt nog steeds getypeerd als een ‘geniale persoonlijkheid, die voor talloze mensen héél veel heeft betekend’.

Franz Joseph Gall

Gall wordt in Duitsland geboren, studeert medicijnen in Straatsburg en promoveert in Wenen, waar hij van 1781 tot 1805 woont. Gall interesseert zich vooral voor de werking van de hersenen. Daar heeft hij specifieke ideeën over. Hij doopt zijn leer ‘organologie’ of hersenleer. Hij is van mening dat de hersenen geen eenheid vormen. De hersenen bestaan volgens hem uit een aantal onafhankelijke, gespecialiseerde organen. De gespecialiseerde stukjes hersenen komen overeen met bepaalde neigingen, gevoelens en vermogens; ook wel ‘faculteiten’ genoemd.

Dat de hersenen uit verschillende organen bestaan was, en is, een interessant idee, maar Gall voegt er nog iets bijzonders aan toe. Dit staat bekend als de ‘cranioscopie’ of schedelleer. Hij is van mening dat de schedel zich naar de hersenen plooit. Wanneer een bepaalde eigenschap sterk is ontwikkeld, dan wordt dat zichtbaar door een verhoging of knobbel op de schedel. Galls schedelleer wordt daarom ook wel bultologie of knobbelleer genoemd.

 

Borstbeeld Franz Joseph Gall
Borstbeeld Franz Joseph Gall, Musee de l'Homme, Parijs
Journal of the History of the Neurosciences
Journal of the History of the Neurosciences
Mijn God, hier is de schedel van een moordenaar!

Door de eeuwen heen hebben mensen geprobeerd karaktereigenschappen te bepalen op basis van iemands uiterlijk. Het begint bij pogingen van de Griekse filosofen Socrates en Aristoteles en het eindigt bij hedendaags wetenschappelijk onderzoek. Hierbij is er altijd veel aandacht geweest voor het achterhalen van criminele neigingen. Kun je aan een gezicht of schedel zien wie crimineel is en wie niet? Dit was ook voor Franz Joseph Gall een relevante vraag. Gall kwam tot de conclusie dat de schedel van een crimineel een andere vorm had dan die van een gezagsgetrouw mens. Frenologen, maar ook mannen als Galton en Lombroso, werkten Galls ideeën verder uit en talloze hoofden van gewelddadige misdadigers werden onderzocht. Meer weten? Lees mijn artikel “My God, here is the skull of a murderer!” Physical appearance and violent crime. (14 juli 2020 online gepubliceerd).