Een aantal jaar geleden schreef ik voor het tijdschrift Boekenpost een jaar lang artikelen over bijzondere boekenvondsten. In de rubriek “Van de markt, uit het antiquariaat” kwamen zo heel wat boeken voorbij. Één van die vondsten heeft geleid tot Op het tweede gezicht.

Van de markt, uit het antiquariaat

Het aantrekkelijke van boeken is: er zijn er zo verschrikkelijk veel van. Iedere verzamelaar kan aan zijn trekken komen. Wandel een willekeurige boekenmarkt op en er liggen duizenden boeken te wachten op een nieuwe eigenaar. Stap een antiquariaat binnen en de echte boekenliefhebber kan koortsachtig aan de slag. Sommigen onder ons zijn, gezien hun specialisatie, gericht op zoek, anderen laten zich graag verrassen. Deze rubriek is gewijd aan de verrassingen. Zo’n boek dat je, eenmaal in handen, letterlijk en figuurlijk niet meer loslaat.

Deze keer:
Kijkjes door venster, deur en dak in het binnenste van den mensch, Derde druk (eerste druk: 1866)

Een oordeel vellen over mensen is van alle tijden. Wanneer we iemand voor het eerst ontmoeten maken we razendsnel de balans op: is hij of zij aardig, betrouwbaar en intelligent? We baseren onze eerste indruk daarbij grotendeels op iemands lichaamshouding en gezichtsuitdrukking. De verleiding is groot om iemands karakter in te schatten op basis van uiterlijke kenmerken. Eind achttiende en begin negentiende eeuw is geprobeerd dit een wetenschappelijke basis te geven. In “Kijkjes …” komen verschillende van die (pseudo-)wetenschappen aan bod.

Menschenkennis

Het handzame boekje (12 x 18 centimeter) is opgebouwd in verschillende “afdeelingen”. In het eerste deel komt de fysiognomiek of gelaatkunde aan bod. De vader van de gelaatkunde is zonder twijfel de Zwitser Johan Kasper Lavater (1741-1801). Deze predikant deed erg zijn best om mensenkennis te vergaren en observeerde talloze personen in zijn omgeving. Gaandeweg kwam hij tot de conclusie dat de sleutel tot iemand karakter in zijn of haar gelaatstrekken is te vinden. Hij legde zijn bevindingen vast in het boek “Physionomische fragmenten ter bevordering van menschenkennis en menschenliefde” dat in de periode 1775 tot 1778 in vier delen verscheen.

Physionomische fragmenten was een poging om de gelaatkunde tot wetenschap te verheffen. Gewapend met de kennis van de gelaatkunde is het mogelijk snel een oordeel over iemand te vellen: een vol gelaat duidt bijvoorbeeld op opgeruimdheid en levenslust maar ook op ijdelheid en onwetendheid. Een klein rond gelaat verraadt in de meeste gevallen domheid en een gebrek aan tegenwoordigheid van geest, een lang gelaat staat voor een twistziek karakter, geestkracht en verstand.

Lavaters ideeën werden in korte tijd buitengewoon populair, niet in de laatste plaats door de vele gepopulariseerde en sterk ingekorte versies van zijn boek. De boekjes hadden meestal een handzaam formaat zodat ze mee op reis konden. De lezer kon dan onderweg aan de hand van de illustraties inschatten welk karakter zijn medereiziger bezat.

Knobbels en bobbels

In het tweede deel van “Kijkjes …” wordt de frenologie of schedelleer behandeld. Met de frenologie zijn de namen van Franz Joseph Gall (1758-1828) en zijn medewerker en navolger Johann Spurzheim (1776-1832) verbonden. De redenering van Gall was betrekkelijk eenvoudig. Ieder mens heeft bepaalde aangeboren neigingen. Bij die neigingen horen bepaalde organen die zich in de hersenen bevinden. Deze organen zijn groter naarmate de aanleg of neiging sterker is ontwikkeld. De organen drukken zich uit op de oppervlakte van de schedel waar ze “zekere hoogten of verhevenheden” vormen.

Uit de knobbels en bobbels kan men vervolgens de organen leren kennen. Er zijn bijvoorbeeld organen voor vriendschap, bedachtzaamheid en scherpzinnigheid maar ook voor sluwheid, steelzucht en “wurgzin”. Toen de leerlingen van Gall met een schedel kwamen aanzetten had hij bijvoorbeeld direct door dat het om het hoofd van een misdadiger ging. Het lage voorhoofd, de grote ontwikkeling van het achterhoofd en bepaalde knobbels duidden op bandeloosheid, wellust en een zucht tot vernieling. Gall legde in de loop van zijn leven een uitgebreide schedelverzameling aan. Hij was overigens wel zo sportief om in zijn testament vast te leggen dat zijn eigen schedel ook aan zijn verzameling moest worden toegevoegd.

“Vrouwen die wellustig zijn hebben een kleine mond, dikke lippen, rode wangen en korte, dicht bij elkaar staande tanden.”

Katharina’s natuurdrift

Om de kracht van de frenologie en de fysiognomiek te demonstreren zijn in het boekje verschillende portretten opgenomen. Een van de personen die het moet ontgelden is Katharina II, keizerin van Rusland. Haar portret wordt aanbevolen aan degenen die de wellust bij vrouwen willen bestuderen.

Bij haar zijn de kleine hersenen zeer sterk ontwikkeld met als gevolg dat haar leven beheerst wordt door “natuurdrift”. Vrouwen die wellustig zijn hebben een kleine mond, dikke lippen, rode wangen en korte, dicht bij elkaar staande tanden. Katharina heeft al die eigenschappen. Dit verklaart de “buitengewone geslachtsliefde” waarmee deze vrouw haar bijzondere leven “bevlekt” heeft.

Het einde van Darwins carriëre

In de eerste helft van de negentiende eeuw waren de inzichten van Gall en Lavater buitengewoon populair. In allerlei landen ontstonden frenologische instituten (waar je je schedel kon laten opmeten), verschenen er frenologische tijdschriften en trokken frenologen met lezingen door het land. Serieuze intellectuelen als Hegel, Bismarck, Marx en Balzac geloofden heilig in de frenologie.

Ook Lavaters ideeën werden buitengewoon serieus genomen. Zelfs zo serieus dat de carriëre van de beroemde bioloog Charles Darwin er haast door werd afgebroken. De tocht die Darwin met de Beagle zou gaan maken ging bijna niet door. De kapitein van het schip, Robert Fitz-Roy, was ervan overtuigd dat uit Darwins gezicht bleek dat hij niet fit genoeg was voor zo’n lange reis. Darwin schreef in zijn Autobiography:

“… doordat ik zeer bevriend raakte met Fitz-Roy, hoorde ik dat ik min of meer was afgewezen wegens de vorm van mijn neus! Hij was een fervente aanhanger van Lavater en was ervan overtuigd dat hij het karakter van een mens kon beoordelen aan de contouren van diens gelaat; en hij vroeg zich af of iemand met mijn neus voldoende energie en vastberadenheid zou kunnen bezitten voor zo’n reis.”

Uniek verzamelgebied

Voor de boekenliefhebber is het een prachtig verzamelgebied. Iedereen die in de geschiedenis van de biologie en psychologie is geïnteresseerd kan er het nodige van zijn gading vinden. Naast de eerste drukken van de “klassieken” zijn er ook talloze herdrukken, samenvattingen en navolgingen op de markt verschenen (“Kijkjes …” is daar een voorbeeld van). Ook de publicaties van degenen die zich tegen de gelaat- en schedelkunde hebben afgezet zijn de moeite waard (want vaak erg geestig geschreven). En dat alles natuurlijk weer in allerlei talen. De boeken zijn bovendien vaak prachtig geïllustreerd, met bijzondere portretten en silhouetten.

Doorzichtig als glas

Uit de vele, vele publicaties, herdrukken en stuk gebladerde exemplaren op het gebied van de gelaat- en schedelkunde blijkt dat dit soort lectuur in een grote behoefte voorzag. Het heeft alles te maken met de zeer menselijke behoefte om in één oogopslag de ander te kunnen inschatten. Is hij of zij te vertrouwen? Wanneer het karakter van de ander op basis van zijn uiterlijke kenmerken goed is in te schatten zou dat volgens de auteur van “Kijkjes …” een weldaad voor de mensheid zijn:

“Niemand, die zich de moeite getroostte om zich met die kennis vertrouwd te maken, zou in ’t vervolg door zijn evenmensch om den tuin geleid, bedrogen of in zijn heiligste gevoelens beleedigd worden; deugd en zedelijkheid zouden meer algemeen verspreid worden, doordat het den zondaar, den misdadiger, onmogelijk zou gemaakt geworden zijn, voor de vorsende blik der wetenschap zijne gebreken te verbergen; zijn lichamelijke omhulsel zou, als het ware, doorzichtig zijn als glas”.

Helaas ligt het, zoals we nu weten, iets ingewikkelder dan dat.

Gevonden bij: rommelmarkt, Rotterdam
Prijs: 1 euro

© Jaco Berveling, alle rechten voorbehouden