Honderdduizend suikerzakjes, dertigduizend boeken, twintigduizend T-shirts, ruim tienduizend bierblikjes, zesduizend uilen en bijna negentig paar sneakers. Er wordt wat verzameld in Nederland. Dat roept vragen op. Al die honderdduizenden Nederlanders die hun vrije tijd besteden aan het speuren naar voorwerpen voor hun verzameling, waarom doen ze dat? Het kost veel tijd, geld, moeite en ruimte en wat levert het op? Een huis vol nutteloze voorwerpen.
Merkwaardig gedrag
Iedereen komt dat merkwaardige gedrag wel eens tegen. U verzamelt zelf, en anders kent u wel iemand in uw omgeving. De verzamelaars hebben zelden een verklaring voor hun merkwaardige gedrag. Zo zei Boudewijn Büch, wiens huis steeds meer op een museum begon te lijken, vlak voor zijn dood: “Wat de diepste roerselen van mezelf zijn en waarom ik precies verzamel, ik weet het niet.”
“Mijn enige zorg is of de vloeren het nog wel houden”, Cor Hardam, een van de geinterviewde verzamelaars
Een gestoorde vader- of moederbinding?
Is verzamelen een reactie op een gestoorde vader- of moederbinding of compensatie voor een droevig seksueel leven? Zo eenvoudig is het niet. Hebben is houden biedt een staalkaart aan verklaringen. En kiest daarbij zowel een historische (de “schraapkoorts” waar Nederland al heel lang aan lijdt), psychologische (de freudiaanse verklaring), sociologische (de behoefte aan status), economische (verzamelen om er iets aan te verdienen), biologische (het verzamelinstinct) als filosofische invalshoek (is het een manier om onze sterfelijkheid te ontkennen?). Al die invalshoeken hebben iets te bieden. Wie Hebben is houden heeft gelezen, kijkt nooit meer op dezelfde manier naar verzamelaars of zijn verzameling.
Boudewijn Büch over verzamelen – Fragmenten uit Hebben is houden
“Waarom stouwt iemand zijn huis van onder tot boven vol met curiosa en boeken? Waarom wordt daar zo veel geld, tijd en moeite in geïnvesteerd, terwijl je boeken voor een paar euro moeiteloos uit talloze bibliotheken kunt lenen? Waarom verzamelen mensen eigenlijk, waarom leggen ze complete collecties aan? Deze vragen hielden ook Boudewijn Büch bezig. Hij was als geen ander geïnteresseerd in literatuur over verzamelaars en de ontstaansgeschiedenis van musea. Ook boeken over bibliofilie en bibliomanie hadden zijn warme belangstelling. (…) Toch vertelde hij jarenlang geen idee te hebben wat hem dreef. (…)
Wel zinspeelde hij zo nu en dan op een psychologische verklaring. Verzamelen zou een substituut zijn voor zijn vader. De afwezige vader in de vorm van boeken. Maar veel verder kwam hij niet: “Wat de diepste roerselen van mezelf zijn en waarom ik precies verzamel, ik weet het niet.”. Enige maanden voor zijn dood leek hij echter definitief het antwoord te hebben gevonden. In NRC Handelsblad schreef hij in een themanummer over verzamelen dat de oorzaak van zijn verzameldrift moest liggen in een gestoorde verhouding met zijn vader en nooit vervulde seksualiteit. Ook al was het “kanarieboekjes-psychologie”, verzamelen kwam volgens Büch uiteindelijk neer op het volproppen van een nest waar een leuk meisje de weg nooit naar had weten te vinden. Eindelijk kwam de aap uit de mouw: “… ik heb een gestoorde verhouding met mijn – al lang overleden – vader. En zo is het eigenlijk met al die grote verzamelaars van wie ik de bibliografieën en autobiografieën, gelezen heb. … met alle bibliofielen is er hetzelfde aan de hand: het zijn treurige, lelijke mannen met een meestal ernstig gestoorde vaderbinding en met een droevig seksueel leven.”
De verklaring voor het verzamelen zou dus te vinden zijn in een moeizame relatie met de vader en onvervulde seksuele verlangens. Dat zou betekenen dat de miljoenen volwassen verzamelaars in Nederland er niet best aan toe zijn. Om meerdere redenen is Büch’s verklaring eenzijdig, zo niet onwaarschijnlijk.”
“Het is allemaal hebzucht”, Gerrit Komrij