In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog werden er in de Verenigde Staten miljoenen briefkaarten geproduceerd en verstuurd. Een populair genre was de Sterke verhalen-briefkaart (de Tall-Tale Postcard). De kaarten werden vooral in het midden en westen van Amerika gemaakt, in staten als Nebraska, Wisconsin en Kansas. Het recept was simpel. Je fotografeert dieren, fruit of groenten van dichtbij en combineert het resultaat met foto’s van mensen die van grotere afstand zijn genomen. Een computerprogramma als Photoshop bestond nog niet dus gingen de fotografen met schaar en lijm aan de slag. De groenten of dieren werden nauwkeurig uitgeknipt en in de foto’s met mensen geplakt. Daar werd dan opnieuw een foto van gemaakt.

Net echt

Het resultaat was net echt. Het zijn hilarische en surrealistische beelden van reusachtige maïskolven op karren, enorme aardbeien op treinstellen, watermeloenen waar je in kunt wonen, hazen van twee meter die over auto’s springen en vissen zo groot dat ze niet in een vissersboot passen.

Met de kaarten hoopten de plattelandsbewoners toeristen te lokken. De kaarten lieten zien hoe rijk de oogsten op het platteland waren en wat de natuur allemaal te bieden had. De harde realiteit was dat de boeren en arbeiders keihard moesten werken en dat er van overvloed geen sprake was. Immigranten, waaronder Nederlanders, waren naar de VS gelokt met mooie verhalen. In de praktijk kregen ze te maken met droogte, sprinkhanenplagen en sneeuw- en hagelstormen. 

De Tall-Tale kaarten sloten aan bij de Amerikaanse Sterke verhalen-cultuur. Het was folklore om elkaar fantastische verhalen te vertellen vol overdrijvingen. In Nederland noemen we het “visserslatijn”.

Tall-tale postcard
A carload of blackberries, 1910

Verzamelobjecten

De Sterke verhalen-briefkaarten zijn gewilde verzamelobjecten geworden en ze zijn in de Verenigde Staten opgenomen in de collecties van musea en historische verenigingen. De Wisconsin Historical Society biedt een mooi overzicht.

Sommige kaartenmakers springen eruit, zoals William H. Martin en Frank D. Conard uit Kansas en Alfred Stanley Johnson uit Wisconsin.

William Martin wordt wel de “Michelangelo” van de Sterke verhalen-kaarten genoemd. Hij kocht in 1894 een fotostudio en bracht in 1908 zijn eerste zwart-witkaarten van enorme maïskolven op de markt. Daarna ging hij verder met omvangrijke hazen, perziken, vissen, schapen en kippen. Allemaal kaarten die er zeer realistisch uitzagen en met veel oog voor detail waren gemaakt.

Tall-tale postcard
Potatoes grow big in Kansas, 1908

Martin had zoveel succes met zijn briefkaarten dat hij er een fortuin mee vergaarde. Hij verkocht zijn zaak in 1912 en startte een ander bedrijf. Voor zover bekend is hij nooit meer een donkere kamer binnen gestapt.

Zijn succes bleef niet onopgemerkt en hij kreeg talloze navolgers die ook een (reusachtig) graantje wilden meepikken.

Tall-tale postcard
Jack Rabbit on the Run, 1935
Tall-tale postcard
Slicing tomatoes, 1913

How we do things in …

Alfred Johnson had een fotografiestudio in Wisconsin en produceerde tussen 1908 en 1923 talloze zwart-wit kaarten vaak met een ironische ondertitel. Ook hij ging aan de slag met groenten en dieren.

Johnson bedacht de reeks “Hoe we het doen in …”. Elke stad of dorp kon zijn eigen naam invullen en de kaarten bestellen. Zo zijn er jarenlang talloze varianten verschenen. 

Joyce M. Tice verzamelt, beschrijft en toont de kaarten van Johnson en schreef een boek over zijn werk.

Tall-tale postcard
A carload of fish, 1912
Tall-tale postcard
A carload of tomatoes, 1910

“Ze verkochten als warme broodjes”

Frank Conard, de eigenaar van een radiostation in Garden City in Kansas, maakte zijn eerste briefkaart in 1935 toen de stad werd getroffen door een sprinkhanenplaag. De insecten werden naar Garden City getrokken door het licht. Conard vertelde: “Ik ging naar bed, maar werd drie uur ’s nachts wakker en ik kon alleen maar aan sprinkhanen denken. Tegen de ochtend had ik het idee om met de sprinkhanen een grap uit te halen. Ik nam foto’s en vergrootte de sprinkhanen naast mensen. (…) Ik maakte vier verschillende kaarten en verspreidde ze in de stad. Ze verkochten als warme broodjes.” Conard kreeg de smaak te pakken. Hij verkocht zijn kaarten nog jarenlang in allerlei varianten.

Tall-tale postcard
Haulin Em Out, 1936